Ook: tonte (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)
vod, lor
Die tont gebroek mor veur poetslap (Stieltjeskanaal)
Hij har niks as tonten um de hoed (Hoogeveen)
Der hungen van die tonten smeer under an de auto
Hij hef een tonte onder de neuze
Hij hef hum een hiel tont haor uut de kop trökken
Hij kreeg daor goed wat op de tonten (Wapse)
um de tonten
Het waren allemaole tonten en bellen (Vledder)
De kleraozie höng hum an bellen en tonten um het lief (Westerbork)
vel(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Der zat een tonte in de melk (Kerkenveld)
Der zit een tonte in de vaarfbusse (Dwingelo)
Vleisofval, dat bint tonten en vellen (Wapserveen)
Ik mag dat vleis niet, der zit almaol tonties an (Emmen)
vuile, onzindelijke, dan wel slordige vrouw
Trek die is fet-soelijk an, wich, lopst er ja es een tonte bie (Barger Compascuum)
Wat een tont van een wief
Wat een een tont van een nèeister
Die vrouw, dat is een tont
kleine afgesleten knikker(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Dat is gien goeie meer, dat is een tonte (Hollandscheveld)
Ofgesleten knikkers bint tonten (Hollandscheveld)
tolt
polt