treen sterk, werkwoord, (on)overgankelijk, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: treden, trèen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. treden

    De huiner wordt trèen deur de hane (Nieuw Schoonebeek)

    Hoe vake zul zo'n hane per dag wel treen? (Kerkenveld)

    Die hane wil merakel treden (Coevorden)

    Zie ook:
  2. trappen

    Boekweit treen (Sleen)

    trappen

    Zie ook:
  3. lopen, in

    *Die langzem et, die langzem tredt (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...