Ook: tromme (Zuidwest-Drenthe)
trommel
De umroeper gunk mit de tromme rond (Havelte)
Hij sleug de grote trom (Barger Compascuum)
trommel, bus
Der zit nog koekies in de trom (Gieten)
Koffie in de bus en rollegies in de trom (Odoorn)
deel van een dorskast
De trom zat midden in de dorskast vlak bij de celinder (Geesbrug)
De tromme was, waor ze het stro ingooiden boven op de dorskaste (Havelte)
Een trom met naalden, woor de garven deur gaot um de körrels der oet te slaon (Oosterhesselen)
Op de trom zaten iezern ribben um het zaod van het koren te slaon (Sleen)
trommel