umholden overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. omhouden

    IJ moet de jas anholden en de das umholden, het is kaold (Emmen)

    Zie ook:
  2. omkeren, omdraaien(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wi'j de kanne nog èven ummeholden?

    De eerste drei dagen maj iemshuven niet umholden, umdat de mieties nog te wiek bint (Sleen)

    Ik moe dat iem nog even umholden

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...