vak
In de brieventas van de bode zit een vak veur geld (Sleen)
De schriften en boeken in het vak doen!
beroep
Wat veur vak hej? (Exlo)
Hij is bakker van zien vak (Gasselte)
Opscheppen is ook ain vak
opslagruimte in een schuur tussen 2 gebinten
Die het hoes wat groter hadden, hadden een lange deel en daornaost eein of meer vakken (Eext)
Hael even wat heui uut het vak (Dwingelo)
Dan muj mit een pak stro op de nekke naor het vak in (Elim)
de gevulde opslagruimte
Gooit het ofharksel mor boven op het vak (Pesse)
Het was warm op het vak (Barger Oosterveld)
golf
schoolvak
Zoveul vakken hebt ze in die klas niet mèer (Weerdinge)