vallen onovergankelijk, sterk, werkwoord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: valen (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. vallen

    Hij is steil achteraover evallen (Hoogeveen)

    Hie was vallen met zien fiets (Eext)

    Het is mie uut de buutse valen (Emmer Compascuum)

    Hij vuil van de post of in het water (Barger Compascuum)

    Die holten tonne is uut mekaar vallen van dreugte (Klazienaveen)

    Hij is niet op zien mond evallen

    De mond vaalt hum lös (Anloo)

    Hie vul dubbelnak over het hek (Balloo)

    Zij bint zundag van de preekstoel vallen

    Ik wil je niet veur de kop vallen

    Daor valt niks op of te dingen (Diever)

    Hij valt mie al jaoren lastig mit dei reken (Emmer Erfscheidenveen)

    Wij veulen overzied (Exlo)

    Op mien lot is weer een niet evöllen (Meppel)

    Het middageten vul er lekker in (Vries)

    Val is dale

    Ze völd even op de stoel um heur borreltien op te drinken

    De zun is erin vallen, de rogge is noodriep (Zwinderen)

    As ik het daon heb, mag mij de haand er ofvallen

    Pas mor op, dat je gat der niet ofvaalt

    Kuj der ook niet ofvalen

    Ik kan er niet opkomen

    Bron: H. Tiesing Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...