Ook: vaoten (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), vatten (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), vatten II
neerleggen en opstapelen van koren of hooi in een schuur
In de schuur wordt vaat en op de miet wordt vlijd (Sleen)
Do mus het niet zo schots en schieve vatten, mar mooi laoge veur laoge (Padhuis)
Heui vaten en koren vaten kan gieneine beter as hij (Nieuw Schoonebeek)
Ien mus schoten, de aander vaten en dan nog ien garven smieten (Borger)