ver bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: varre (Zuidwest-Drenthe)

  1. ver

    Het naodiel is, ie zitten wat varre van de stad (Meppel)

    Dende hef het ver bracht (Nieuw Dordrecht)

    Wat drommels nog an toe, het is al weer zo varre (Nijeveen)

    Laot je de zaak niet verprutsen, want dan koj nog verder van hoes (Odoorn)

    Hij bekeek het van vere (Nieuw Schoonebeek)

    van verren (Gieten)

    verens

    wied

    Za'k je ies ver laoten zien

    Keulen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...