verdragen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. verdragen

    Ik kan gien hönnig verdragen, ik wor der zo benauwd van (Beilen)

    Dat kleine kiend kan niks verdraegen (Wapse)

    Zie ook:
  2. dragend verplaatsen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zuw dat biljart even verdragen? (Zweelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...