verhangen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. op een andere plaats hangen

    Die aander har mien jas verhangen, ik kun hum niet meer vinden (Sleen)

    Wie mouten dai laambe mor even verhangen (Valthermond)

    Kans doe de wasche èven verhangen (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:
  2. omkeren van de spiegel bij een sterfgeval(Zuidwest-Drenthe)

    As der een dooie in huus was, dan worde vrogger de spiegel verhangen, ...um ehungen (Hoogeveen)

    Zie ook:
  3. (wederk.) zich verhangen

    Hij hef hum verhungen (Dwingelo)

    Zie ook:
  4. hoogteverschil hebben(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Det laand verhangt wat (Pesse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...