verkeren, vertoeven
Wat een rook in het stookhok, daor kuj niet verkeren (Sleen)
Het stunk er zo, ie kunden der niet verkeren (Ruinerwold)
Hij schient aargens in Duutslaand te verkeren (Roderwolde)
omgaan met
Met dat soort volk kuj niet verkeren (Balloo)
verkering hebben(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Mien va gunk hen Möppelt verkeren (Hoogeveen)
Ik zie nog ankomen det ze mit mekaar gaot verkeren (Meppel)
anders worden
Het kan nog wel ies verkeren (Zuidwolde)