verleggen, verplaatsen
Ze hebt alles verlegd, ik kan niks weervinden (Weiteveen)
opnieuw leggen of plaatsen
Deur de dreugte mussen de hoepen verlegd worden (Borger)
Neie hoepen leggen en olden verleggen (Koekange)
Wij moet de banden van de fiets nog even verleggen (Sleen)
De iezers bij het peerd verleggen (Grolloo)
verweiden(Zuidwest-Drenthe)
Het wordt tied daw de konen gaot verleggen (Diever)