verneid bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. verwonderd

    Daor kik hij verneid van op

    Zie keken verneid op, doe wij der an kwamen (Buinen)

    Zie ook:
  2. benieuwd

    Ik was er verneid naor (Dwingelo)

    Wij waren verneid, hoe dat of zul lopen (Weerdinge)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...