verrenten overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. rente betalen

    Zien spil is vrij, hij hef niks te verrenten

    Wat een poeha! Hij hef niks te verrenten heur!

    Zij zit zwaor, zij moet hielwat verrenten (Dwingelo)

    Hie mot aal jaor nogal een dik bedrag verrenten (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...