roestig
Der stun nog een aolde verroeste fiets in de schuur (Sleen)
(tw.) verdorie
Verroest, door haar ik nich an dacht (Barger Oosterveld)
erg
Een verroest ondeugend varken (Stuifzand)
Hij kan verroest hard lopen (Hoogeveen)
Die verroeste jongen, zie bint verroeste ondeugend (Zuidwolde)