mooi maken, versieren
Zij hebt de waegen weer mooi versierd mit de optocht (Diever)
Wai hebben veur Roner maark de straot versierd (Roden)
regelen, door handigheid of mooie praatjes verkrijgen
Dat hef e mooi versierd met zien praoties (Klazienaveen)
Dei wet het altied zo te versieren dat e niks te kort komp (Barger Oosterveld)
Op die dansaovend hef hij dat wicht versierd (Weerdinge)
Die meid hebt ze ok even versierd