verstouwen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verstouwen

    Wij kunt het almaol niet verstouwen. Dat is: niet zo gauw kwiet worden (Gasselte)

    Dat moew goed verstouwen, aans valt het um (Klazienaveen)

    Hij et best, hij kan hielwat verstouwen (Nieuw Dordrecht)

    Hij kan hielwat drank verstouwen (Dalen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...