vlooien werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. vlooien

    De aopen zit te vlooien (Roderwolde)

    Zie ook:
  2. flikflooien(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hie zat de hiele aovend um dat wicht toe te vlooien, mor of e der verkering met hef, wee'k niet (Sleen)

    flikvlooien

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...