Ook: veugen (Zuidwest-Drenthe Zuid)
var. als bij
voeg I
voegen van metselwerk
Het gung er mal um weg met het bouwen; twee an het plegen en twee an het voegen (Borger)
samenvoegen bij een verkoping
Toen ze de boel gungen voegen, waren der wel kopers (Ruinerwold)
De netaris voegde in overleg mit de verkoper (Dwingelo)
toeslaan bij een verkoping
Zie ook:(wederk.) zich voegen
Hij voegde hum bij de meerderheid (Hooghalen)
Ie mut oe veugen naor die aander (Ruinen)
(wederk.) toegeven, schikken
Het is nogal een stiefkop, maor hij zal zuk toch moeten vogen (Beilen)
Klaos kun en wol zich nooit voegen