voegen overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: veugen (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. var. als bij

    voeg I

    Zie ook:
  2. voegen van metselwerk

    Het gung er mal um weg met het bouwen; twee an het plegen en twee an het voegen (Borger)

    Zie ook:
  3. samenvoegen bij een verkoping

    Toen ze de boel gungen voegen, waren der wel kopers (Ruinerwold)

    De netaris voegde in overleg mit de verkoper (Dwingelo)

    Zie ook:
  4. toeslaan bij een verkoping

    Zie ook:
  5. (wederk.) zich voegen

    Hij voegde hum bij de meerderheid (Hooghalen)

    Ie mut oe veugen naor die aander (Ruinen)

    Zie ook:
  6. (wederk.) toegeven, schikken

    Het is nogal een stiefkop, maor hij zal zuk toch moeten vogen (Beilen)

    Klaos kun en wol zich nooit voegen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...