vrouwgien ...gies, het
  1. vrouwtje

    Dat vrouwgien van die boer, dat is een hiel lief vrouwgien (Sleen)

    Dei kniene, is dat een mannegien of een vrouwgien? (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. tegenstuk van het

    mannegien

    De helft van een pikpakknoop, die met dat gattien der in, is een vrouwgien (Weerdinge)

    Bie een flens hej een mannegien en een vrouwgien (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...