vrumde -n, de

Spellingvarianten als bij: vrumd

  1. vreemde

    Dat is een vrömde, dei komp hier nich vort (Barger Oosterveld)

    Paartie lu leer ie nooit good kennen, het bint en bleeft vrömden (Diever)

    Dat hef hij ok niet van een vrumde (Hijken)

    Zie ook:
  2. eigenaardig persoon, zonderling

    Dat is wat een vrumde (Roderwolde)

    Zie ook:
  3. vreemde gebieden

    Dei gait tot het nust oet, dei wil naor de vremde (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...