vuur het
  1. vuur

    Ze deden het vuur in de doofpot (Hollandscheveld)

    De kinder waren an het vuur buten, ...vuurtien buten

    Hij stookte het vuurtie nog wat op

    Het giet as een lopend vuurtie deur het darp (Westerbork)

    Hij kreeg een kop as vuur (Beilen)

    Hij lop niet hard, al hef e het vuur ok in de broek

    Vuur en rook holden

    Zie ook:
  2. Zie hebt het vuur in de schörstien

    Hij leup zuk het vuur oet de sloffen (Barger Compascuum)

    Veur ene deur het vuur gaon (Diever)

    Een het vuur an de hakken leggen

    Die twie, dat is waeter en vuur (Dwingelo)

    Aover de pries van een ko kregen ze het mit menaar ien het vuur

    Hij hef het vuurtien an emaakt

    Wij hebt wal veur hieter vuren staon (Beilen)

    En doe was het vuur op de hilde

    Iemand het vuur op de hilde beuten

    Hij gunk veur mij deur het vuur (Beilen)

    Hij lei hum het vuur nao an de schienen (Ruinerwold)

    Die hef vuur in de boks

    Dan kuj het vuur wel onderstrieken

    Hie zit tusken tweei vuren in (Eext)

    Hij stun in vuur en vlam (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  3. open vuur

    Oze buurman hef het aolde vuur nog met hanghaol en alles (Hijken)

    Hij zat mit de voeten op de plate in het vuur te kieken

    Bron: J. J. Uilenberg Zie ook:
  4. bederf

    Der zit vuur in de erpels (Drouwen)

    in de bloembollen (Hoogeveen)

    Wij hebt vuur in de rogge (Hooghalen)

    In nei holt hej soms al vuur; dan zit er broene kielen in (Dwingelo)

    Het vuur in de arm

    Zie ook:
  5. ziekte

    Die keuen, die hebt vuur (Zuidwolde)

    Een koe of kalf kan vuur hebben; die mag ie niet ankommen. Het zit om de oren (Klazienaveen)

    *Woor rook is, is vuur (Barger Compascuum)

    Wel mit vuur speult, verbraandt zien gat (Barger Oosterveld)

    Wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zuk het best (Padhuis)

    Gekheid is gekheid, maor vuur in de boks is ernst (Mantinge)

    Vuur, vuur, vuur/Wat binnen die jonges duur/Zitten in de houk van de heerd/En binnen gien piep vol t

    Snor (3x), wat binnen die wichter dor (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...