wankel bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: waankel (Zuidwest-Drenthe)

  1. wankel

    Hij hef een waankele gezondheid (Koekange)

    Die ledder moej vastholden, die steet wankel (Drouwen)

    Zie ook:
  2. onbestendig

    Het is waankel weer, wij kriegt vast gien vörst (Zuidwolde)

    Wij hadden van het jaor een wankel heuitied (Sleen)

    *Ein kind is een wankel bezit (Een)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...