waogstuk het
  1. waagstuk, risico, gevaarlijke onderneming

    Het was een hiel waogstuk, mor het is mij toch gelukt (Stieltjeskanaal)

    Een neie zaok begunnen is tegenswoordig een heuil waogstuk (Gieten)

    Ie kunt het preberen, maar het is een waogstuk (Noordscheschut)

    Hai huil nog wel ies een waogstuk oet (Eexterveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...