waschhoek de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: wask..., was... (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe)

  1. washok

    De washoek was meestied veur op de dele tegen de keuken an. Daor wèur de melk bewaard en botter maa (Hijken)

    Daor stund een emmer drinkwater met een holten bol (Stieltjeskanaal)

    Wij waren an het behangen; wij mussen zolang op de waschhoek wonen (Sleen)

    De olde kleren lagen nog in een knoedel in de washoek (Hooghalen)

    washok

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...