Ook: wa(a)iden (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
grazen
Het vei luip mooi te waiden (Eelde)
De koenen weidt op dat stuk (Sleen)
Die biest weidt gèern op het hoge (Oosterhesselen)
weiden, laten grazen
Zij weidt hiel wat pinken (Zuidwolde)
Ie kunt een peerd bèter achter de koenen an weiden (Hollandscheveld)