wenakker de

Ook: wende..., wendeakker

Bron: J. Pan, Drenthsche woorden en spreekwijzen. Assen 1848 & J. Pan, Drenthsche woorden en spreekwijzen. Assen 1848
  1. wendakker, deel van de akker, waar wordt gekeerd

    Bij het ploegen weur keerd op de wenakker. Later weur de wenakker ploegd (Emmen)

    Op de wenakker waren de vruchten niet best (Sleen)

    Zie zulden mij die wenakker verrepen met die trekker, mor dat gung niet deur (Gasselte)

    Op de wenakker hej vake een beune in de grond (Zuidwolde)

    wenning

    Zie ook:
  2. strook gras van de akker

    Zie ook:
  3. (zoz, md, kvd, zw), in

    an de wenakker wezen

    Hie kan niks meer, hie is an de wenakker (Eext)

    Ze zeden dat hai an de wenakker was, maor het rechte weit ik der ok neit van (Peize)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...