wiel -en, het, Kop van Drenthe
  1. wiel

    Tegenwoordig zul wiel wel kunnen, vrogger was het allemaole rad (Hollandscheveld)

    An een wiel zit wielmoren en wieldoppen (Mantinge)

    Zie ook:
  2. Die doet mit as het viefde wiel an de wagen

    rad

    Zie ook:
  3. spinnewiel(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Vandage blif gien old wief bij het wiel

    Het rad van het wiel (Sleen)

    Bron: A. Dening Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...