verbreding in een vaarwater (zwz, zoz, md) of een weg(Zuidwest-Drenthe Zuid)
In het knaol zat een wissel, daor kunden de schepen mekaar verbij (Sleen)
In de wissel kunden de schepen drèeien (Beilen)
wisselstee
rij turf of zoden, afwisselend anders gestapeld dan in de onderliggende laag(Zuidwest-Drenthe)
Turf en zodden worden vroeger niet an dieken ezet, mar an wissels
wissel
As de zudden zowat dreuge waren, kwamen ze in de wissel (Wapse)
geldwissel
Wij hebt weer een wissel van de eerpelmaalfebriek (Kerkenveld)
wissel van rails
De wissel stun nich goud en doe is de trein oet de rails lopen (Barger Compascuum)
ruiling
Zie ook: