zakken I bijvoeglijk naamwoord
  1. van zakkenstof gemaakt

    Jèertieds dreugen wij zakken schölken (Diever)

    De zakken veurschoet veur het zwienevoren (Stieltjeskanaal)

    Zij drag geregeld een zakken magge (Kerkenveld)

    Zakken stof is wat grof geweven stof (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...