Ook: zele (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), zel
zeel, van leer of textiel
De zelen knelden mie op de scholders
Jopkie drag aaid een mouwschoet daogs, eein met zelen, aans zakt het heur of (Eext)
De schipper hadde de vrouwe in de zele (Koekange)
Hij hef vandage probeerd of hum het zeel wal past
paardenzeel
De zeel bestund oet het börststuk, de lichter, het schoftstuk en het hoekiezer (Sleen)
Ons peerd hef altied een stevige gordel om, dan zat het zeel beter (Erica)
De grote zel over de boeg van het peerd was knapt (Padhuis)
De ziedstrengen van de zele loopt deur de moffe (Broekhuizen)
ziel