zegenen
De domnee zegende de gemiente (Padhuis)
God zegene de greep!
in
der met gezegend wezen
Wat een hoes vol volk, daor bint wij mooi gezegend met (Oosterhesselen)
Met zo'n kind binj mooi gezegend (Balloo)
IJ bint gezegend met zo'n kerel (Eext)