zetter
Hij was zetter in de drokkerije (Kerkenveld)
persoon, die iets (op)zet
Die de gasten anzet, is de zetter (Havelte)
De zetter mus allien ophokken
Nao de binders konden de zetters begunnen (Emmer Erfscheidenveen)
De zetter zet de törf in dieken (Weerdinge)
blok bij het blokgooien(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)
Zie ook:schatter voor accijnzen op vlees
Zie ook:(vaak verkl.) zijde van een bikkel(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)
De zetter van de bikkel (Wapserveen)
bikkel