maaien met een zicht
Ik docht dat wie in het lest van de weke begunnen konden te zichten (Valthermond)
Do ik zichten leerd heb, zat ik er eerst maal in te hakken (Een)
Vrouger gungen ze naor de klaai op hen zichten
Een half daimt was een dagwaark bie koren zichten (Gieterveen)