ziede II de
  1. zijde, een stof

    Het is zo zaacht als ziede (Eexterveen)

    Dat is een juffrouw van zied en fluweel

    Het hoeft niet allemaole ziede en fluweel te wèzen; as het mar knap en hiel is (Broekhuizen)

    Zie ook:
  2. Hie spint er gien ziede bij

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...