zinken
Zie kunt met dat gammele bootien nog wal zinken (Zweelo)
Hij duurt niet zwemmen; hij is bange det hij giet zinken (Ruinerwold)
Hij zinkt as een baksteein (Anloo)
Laot de emmer mor in de put zinken
Een schoon ei zinkt in het water (Borger)
De zunne zinkt, ...geet onder (Ruinen)