zomp -en, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: zompe (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. voederbak

    Keugies vreet al uut de zompe (Zuidwolde)

    Gooi het oetschoonsel maor bij de zwienen in de zomp (Mantinge)

    De katten kregen melk uut de zompe

    As het hakseln daon was, wuur het hakselmes in de zomp legd, dat de kinder der niet bijkunden

    hakselzomp

    Zie ook:
  2. moeras(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Die zakte in de zompe (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  3. Dat laand lig te zoep en te zompe

    Zie ook:
  4. zode, losse graspol(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Daor drif een dikke zomp in het water (Anderen)

    Dit laand is niet gooud ploougd; der ligt nogal wat zompen bovenop (Eext)

    Dikke zompen komt er los, aj veensloten schoont (Westdorp)

    Gooi even wat zompen in de dam, daj der over kunnen (Roderwolde)

    Zie ook:
  5. iets minderwaardigs(Midden-Drenthe)

    Hij zit in een zomp van een auto (Gasselte)

    Een zomp van een wief

    *Leuge zompen gef knorrige zwienen (Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...