zuchten onovergankelijk, werkwoord, zwak

Ook: zochten

Bron: J. Poortman & J. Poortman
  1. zuchten

    Ik mus er van zuchten; zo zwaor vul mij dat (Odoorn)

    Bij de dokter moej soms deeip zuchten (Gieten)

    Die heurde heur zochten en kreunen

    Bron: J. Poortman Zie ook:
  2. een teug uit de fles nemen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...