zwad zwadden, z, het, Zuidoost-Drenthe
  1. strook gemaaid of nog te maaien gras of koren

    As de zwatten bij het mèeien van het gres te breed wordt, blif der een kamme staon (Beilen)

    Dat zwad moet nog ofweld worden (Eelde)

    Wie mouten nog ain zwad maaien, om heur weer in te kommen

    Een zwad kuj keren, anhalen en umkeren en ij kunt oet het zwad strèeien (Sleen)

    Het gras lig in het zwad

    Een dubbel zwad

    Een nei zwad anhalen

    Een zwad opmaaien

    Der is zun, noou moew zwatten keren (Eext)

    gie

    Zie ook:
  2. in een rij op het veld liggende gebonden schoven(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie ook:
  3. strook(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Met het koren zèeien mus de lèeste körrel in het daarde zwad kommen (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...