zwiepstaarten onbepaald, wijs

Ook: zweepstaarten, zweep...

  1. met de staart slaan

    De koenen staot te zwiepstaarten; het zal wal van de muggen kommen (Mantinge)

    Bij het melken mus iene bij de koe de staart vastholden, umdat hie aaltied stun te zwiepstaarten (Nieuw Dordrecht)

    Dat peerd stiet aal te zwiepstaarten (Borger)

    wiepstaarten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...