omknikken
Die schoenen kuj makkelijk op zwikken (Emmen)
Zwikken kan mal zeer doen (Klazienaveen)
Ik bin zwikt en non he'k 't enkel verstoekt (Oosterhesselen)
wrikken(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Hie zat er an te zwikken (Buinen)
zwikken, een bep. kaartspel
Zul wij een pottie zwikken? (Borger)
wiebelen(Veenkoloniƫn, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Zit niet zo op die stoel te zwikken (Havelte)