U zocht voorbeeldzinnen met daarin "haar"
Resultaten 1 - 20 van 334
- achtern II: Ze haar het goed van achtern onder de heuispieren
- achting: De neie dommie haar wel achting bij het volk (Gasselte)
- angst: Wat haar ik ain angst (Valthermond)
- anheuisel: Hij haar het heui oplaoden; doe laag er nog een vlot anheuisel (Roderwolde)
- ansluting: Achter dat laand haar e nog een ansluting (Westerbork)
- antrekken: Anders lop e der altied zo roeg bie, man noe haar e zuk schier antrokken (Barger Compascuum)
- anzuuk: Het maegie haar anzuuk
- appel: Het was zo'n gezond kind, het haar appeltjes op de billen (Valthermond)
- apport: Ik haar een eend schoten en dei vuil in de wiek. Ik zeg tegen de hond 'apport Bello', en hij huil ho (Peize)
- arf III: Hij haar aarft op de kop (Ekehaar)
- bambèer I: Het is een goeie kerel, mor as e een borrel op haar, was het een bambeer (Zwiggelte)
- bams: Ik haar alles mooi opstapeld en bams!, daor lag het en kun ik opnei begunnen (Hijken)
- baot: Hij het naor de strieker west, mar hij haar der gien baot bij (Roderwolde)
- baozig: As hie niet zo'n baozig wief haar, bleef hie wel oet de kroeg (Balloo)
- batse II: Zij haar dikke batsen (Barger Oosterveld)
- begoocheln: De penningmeester haar de zaok een beetie in de soep zitten, wai hebben 't mor een beetie begoocheld (Peize)
- begriemen: Hij haar hom heilemaol begreimd met witte vaarf (Roderwolde)
- begrip: Toen mai 't goud oetlegd wör, haar ik er wel begrip veur (Peize)
- bekommen: Ik haar vanmörgen toch zo'n koezenzeerte, mor het is aal wat bekommen (Roderwolde)
- bekrabben: Zien vrouw haar heur verpraot, mor hij prebeerde 't wat te bekrabben (Roderwolde)