U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hebben"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 321 - 340 van 500
- gezicht I: Het twiede gezicht hebben
- giebelkoorse: Dat wicht dai giebelt zo, zai ken de giebelkoorse wel hebben (Valthermond)
- giechel: Het giecheltie van de bakker was er ok bij, die zal ze wel ansteuken hebben (Smilde)
- gierlap: Mit dai man kenst gain gedou hebben, dat is ain echte gierpense (Valthermond)
- gieseln I: Trientien komp hier nooit meer; zul ze een hond hebben zien gieseln?
- gieter: Ik mot haost een neie geiter hebben, dissend is heilemaol deurroest (Barger Oosterveld)
- gieuwen: Je muggen de zwao wel goud schaarp hebben bai die gieuwen
- gissen I: Wij gissen dat we de verkeerde weg te pakken hebben
- glaans: Ze hebben een mooie glaans op de deuren (Erica)
- glaanzen: Poetsgekke vrouwlie moet aaid wat te glaanzen hebben in hoes (Eext)
- glas: Wat woj in 't glas hebben
- gleuf: Ze hebben een gleuf graoven veur de waoterlaaiding (Roderwolde)
- glimzute: Wat is dat goed glimzute, daor muj niet teveule van hebben (Koekange)
- gloepstreek: Ze hebben hom mit ain gloepstreek der aine overtrokken
- glooiing: Je moeten een lange glooiing hebben, aans zakt de sloot weer in (Roderwolde)
- gluien: Hij kun wel koorts hebben, hij begunt zo te gluien (Geesbrug)
- God: Aj God vervluukt en de duvel oe niet hebben wil, waor muj dan naor toe? (Uffelte)
- goed I: Dat smerige goed wil ik niet weer hebben, dat kuj jao niet innimmen (Oosterhesselen)
- goed I: Dat goud kanst haost nich bie die hebben
- goedkeuring: Daor moet ze eerst goedkeuring veur hebben (Geesbrug)