U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zit"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 341 - 360 van 500
- flemen: Hij zit altied mooi met hum te flemen (Zuidwolde)
- flierefluiten: Hij zit wat te flierefluiten (Hoogeveen)
- flierefluiterij: Aj hum heurt, dan hef e drok wark, mor dat is niks as flierefluiterij, hij zit de godgaanse dag met (Hijken)
- flikflooien: Wat zit ij toch te flikflooien, wat moej weer gedaon hebben? (Gasselte)
- flikken: maeker zit de hele dag mor olde schonen te flikken (Diever)
- flink I: Hij zit nog vol flinken (Ruinen)
- flodderachtig: Dat pak zit hum flodderachtig, het is hum veuls te roem (Barger Oosterveld)
- flodderjurk: Der zit flodders an een flodderjurk (Dwingelo)
- floddern: Dat meinse hef non nooit ies wat moois an, het floddert der maor wat umme, het zit ok niks (Beilen)
- floddern: Oenze Jan is zo mager as een latte. Gien wonder ook, want hij zit de hele dag in het water te flodde (Uffelte)
- flop II: Mien schuppe zit de flop in (Barger Compascuum)
- flut: Aj dat ei schudt, zit der de flut in
- fluum: Ik moet dat raam waschen, der zit haost een fluum op. IJ kunt je naam der op schrieven (Sleen)
- fluwiel: Hij zit op flewiel
- foebel: Het zit niks, daor zit foebels an (Exlo)
- foegeln: Dat komt niet klaor, hij zit er mor met te foegeln (Emmer Erfscheidenveen)
- foek I: Hij zit in de foeke
- foek I: Daor zit hum de foeke (Broekhuizen)
- foek I: De oorzaak is dat de foek der in zit (Exlo)
- foek I: Daor zit zo'n malle foek in de boks (Zwinderen)