U zocht voorbeeldzinnen met daarin "akker"
Resultaten 21 - 40 van 96
- braak I: Die akker lig braak, der wordt dit jaor niks op verbouwd (Mantinge)
- bussen: Ze mussen de halve akker nog bussen (Beilen)
- diep II: Ik wol vandaog an het bouwen, de akker zal deip om
- doezerig II: An het ende van de akker is de grond wat doezerig (Havelte)
- drieten: Hij dreet dwars over de akker hen
- èendelijkst: Het endelste van de akker
- eggen: Nao het ploegen komp 't eggen van de akker (Wapserveen)
- even I: Die akker lig der mooi even bij (Balloo)
- garf: daarde hokken op de akker en bij het ende van de huur mus e zörgen dat er weer een daarde hokken op (Eext)
- gasten II: De akker mus nog gast worden (Erica)
- gastenstreek: As de rogge in gasten op het laand stun, dan weur de akker al gauw weer umbouwd en bleef eerst de ga (Beilen)
- geer: Wij hebt een akker met een geer en dat is zo lastig met het ploegen (Zweelo)
- gemengd: Wij hebt op dizze akker gemengd zaod zeid (Padhuis)
- geren: Op de Drentse essen is mor een enkel akker, die niet geert (Anderen)
- geren: Bij een gerende akker is veur en achter niet even breed (Vledder)
- geuring: Een koppel geuring op de akker trekt veul vogels an (Eext)
- God: Hie lat Gods water over Gods akker lopen (Sleen)
- grupkloete: Wie meut de grupkloeten nog over de akker hakken (Barger Compascuum)
- hakken: Wie meut de grupkloeten nog over de akker hakken (Barger Compascuum)
- hebben: Hij het de akker half om