U zocht voorbeeldzinnen met daarin "binnen"
Resultaten 21 - 40 van 359
- apart: Dat binnen pootbonen, die wil ik apart holden (Smilde)
- armvaoder: Der binnen goeie armvaeders en armmoeders west, die harte veur de aolden en misdielden harren, maor (Smilde)
- askenkolk: De assekolke zat onder het vuur en wörde van binnen schone mèuken (Dwingelo)
- baand I: Dei kou kan wel ies gauw kaalven, de banden binnen al weg (Eelde)
- baanderklauw: Een baanderklauw is een stuk iezer dat um de baanderboom past en waor de baanders van binnen met vaa (Anderen)
- ballastig: De kwaojonges binnen zo ballastig, wai zullen wel aander weer kriegen (Roderwolde)
- bedienen: Wij bedeeinen ouszölf, as wij met het woordenbouk an de gang binnen (Norg)
- beinzerig II: De beinen binnen mai seupel. Het is ok zuk beinzerig weer (Roderwolde)
- bekken I: was van holt veur de slacht en van koper veur de melk en was van binnen vertind (Oosterhesselen)
- beleg: De knopsgaoten binnen kepot; er moet even wat beleg tegen (Roderwolde)
- bellen: Aj daor naor binnen willen, muj eerst bellen (Meppel)
- bieterig: De aarten binnen bieterig (Roderwolde)
- binnen: Nou moej is een keer binnen blieven (Klazienaveen)
- binnen: Het was er binnen een week (Sleen)
- binnen: Hie hef de schaopies op het dreuge, hij is binnen (Ruinerwold)
- binnen: Het koren is almaol op tied binnen (Eext)
- binnen: Kom maor binnen, as het gien Jeude is (Hijken)
- binnen: Hij kende het van binnen en van boeten (Roderwolde)
- binnen: Het schoot mie op tied te binnen (Barger Oosterveld)
- binnenhalen: Wij hebt het heui mar gauw binnen ehaald (Ruinen)