U zocht voorbeeldzinnen met daarin "elk"
Resultaten 21 - 40 van 164
- dorie: (...) zo ter dories mooi, dat elk er naor loert
- dropveter: Ze zaten elk an een kante van de drupveter te eten (Barger Oosterveld)
- elk: Ie kunt niet elk zien zin geven (Roswinkel)
- elk: Der komp in elk geval eine (Emmer Erfscheidenveen)
- elk: Elk huus hef zien kruus (Nieuw Amsterdam)
- elk: Ze hebt het weer bont emaakt; elk en iene prot er over (Noordscheschut)
- elk: Die jongen kunt elk uur van de dag wal eten (Hijken)
- elk: Elk uur lop er een bus hen Assen (Borger)
- flaander: Flip, flap, flaander/ De bienen van mekaander/Doe der nog wat tussen/ Dat zal elk wel lusten (Grolloo)
- flèerder(d): Dat is een flèerderd van een wief, die bekletst elk en ien (Borger)
- fokken: elk jaor weer zo'n rokkentrekker der bij (Hollandscheveld)
- gaar I: Vrogger had ie in elk dörp wal een halve gare of een dörpsgek (Nieuw Amsterdam)
- gat: Hie wet veur elk gat een spieker
- gebekt: *Elk vogeltie zingt zoas het gebekt is (Klazienaveen)
- gedonder: Daor het elk gedonder met, met die kerel (Roderwolde)
- geld: Geld: elk is der gek op, mor der is gien hond die het vreten wil (Roderwolde)
- geval: Ie moet elk geval op zichzölf bekieken, ...
- geval: Ik wil in elk geval veur duuster over weden (Gasselte)
- God: Elk zörgt veur zukzölf en God veur oes ale (Barger Oosterveld)
- goeddunken: Elk deu naor zien gouddunken (Barger Oosterveld)