U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wicht"
Resultaten 61 - 80 van 376
- eelsk: Moej dat eelske wicht is zeein dribbeln (Gasselte)
- eerbaor: Dat is een eerber wicht (Sleen)
- effen I: Van dat effen goed hef oes wicht zich een buisien laoten maken (Padhuis)
- engel: ...van een wicht (Roswinkel)
- euigien: Dat wicht is, geleuf ik, nogal een eugie (Anderen)
- euigien: Dat wicht was het Sliener euigien (Sleen)
- euvels: Ik wol zo euvels geern, daj dat wicht krègen
- fel: Dat wicht is ter aordig fel op
- femilie: Het wicht was nog wat in de femilie van Scheffers jongen
- fiemeln: Hie zat aal met dat wicht um te fiemelen (Borger)
- flaps: Dat wicht is altied al zu'n rare flaps west (Padhuis)
- flauwvallen: Dat wicht vul eerder in de karke altied flauw (Barger Oosterveld)
- flèerder(d): Het is zo'n fleerderd van een wicht (Exlo)
- flikkern: Hie flikkerde wat om dat wicht toe (Schoonlo)
- flodder II: Dat wicht is zo'n lösse flodder
- floddern: Dat wicht lig aaid met de jongs te floddern
- flonkern: Een wicht die naor aal jongs flonkert (Odoorn)
- fokseln: Wat fokselt dat wicht der over, het hef ja ok zuk nauwe rokkies an (Eext)
- fos: As een jonge van zien wicht kwam, dan weur wal is zegd: Hej heur nog even bij het fossien had? (Weerdinge)
- fosselgat: Dat wicht is zo'n fosselgat met het neien, ze kun het diploma van de hoesholdschole ok niet halen (Beilen)