U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dicht"
Resultaten 101 - 120 van 122
- starfhoes: Bai het staarfhoes wazzen de blinden dicht (Roderwolde)
- tapperij: De tapperij is al dicht, wij bint te laot (Eext)
- terecht: Hij hef zuk wat terechte dicht
- top: As ze de iemen naor de haide brengen, stoppen ze het ielgat dicht mit een toppie heui (Emmer Compascuum)
- vaort: De vaort lig dicht (Sleen)
- venster: Wij hebt de vèensters al dicht (Oosterhesselen)
- vensterloek: As het donker begunt te worden, wordt de veinsterloeken dicht edaone (Fluitenberg)
- verschruien: De kousen lagen te dicht op de kachel en bint no hielemaol verschruuid (Padhuis)
- verwissen: Hej je der wel van verwist daj het hek dicht daon hebt? (Borger)
- vetril: Pas maor op, do hes no al van die vetrillen an het lief hangen; gruust nog dicht (Padhuis)
- veurschot I: Een veurschot van een wagen is dicht en een veurhek is hol (Sleen)
- volden: Zie vaolde de pude netjes dicht (Emmer Erfscheidenveen)
- voor I: Doe je kölperd dicht; der kan wal een voor zaod in
- vreter(d): Hool je vreterd ies dicht! (Sleen)
- waffel: Hol je waffel nou toch ies dicht (Hooghalen)
- waterlaoge: Met gaarvensmieten moej niet te dicht an de kant op de zaodbult kommen, want dan gaoj mij de waoterl (Gasselte)
- welsloot: Een welsloot vrös nooit dicht (Roderwolde)
- winkel I: IJ zult wel hongern moouten vandaog; alles is op en de winkel is dicht (Eext)
- zakken II: De locht zakt dicht
- zaod I: Doe je kölperd dicht; der kan wal een voor zaod in (Westdorp)