U zocht voorbeeldzinnen met daarin "man"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 101 - 120 van 500
- dag: Kom der man mit veur den dag, ...veur 'n dag (Barger Compascuum)
- daghuur: Dei man gait op daghuur (Barger Oosterveld)
- daorvan: Doorvan kuj allennig man dreumen (Barger Oosterveld)
- dartig: Die man is nog onder de dartig (Uffelte)
- dauwelachtig: Die aole man wordt zo dauwelachtig (Oosterhesselen)
- de: Dit is de man veur zuk wark
- de: Wij mussen een tientje de man betalen (Drouwen)
- deftig: Wat prat dei man deftig (Barger Oosterveld)
- degelijkheid: Die man is de degelijkheid zölf (Mantinge)
- delig I: Die man was mij net delig genog! (Dwingelo)
- dellig: De man was nogal dellig in het gezicht
- deponeren: En met twei man dat zaokie
- deskundig: Ik weit er wal wat van, man zo heil deskundig bin ik noe ok weer nich (Barger Oosterveld)
- deurdoen: Het is gien weer, man zie dout gewoon deur (Nieuw Schoonebeek)
- deurfoetern: Die man die foetert de hiele dag deur (Klazienaveen)
- deurjengeln: Het kind jengelde man deur, ie weurden der op het leste gek van (Barger Oosterveld)
- deurkrummeln: Hij kan nich te best meer, man hij krummelt wal wat deur (Barger Oosterveld)
- deurpeutern: Het is al een aolde man, mar hie peutert de hiele dag deur (Oosterhesselen)
- dieet: Die man is veul te dik, hie möt neug op dieet (Sleen)
- dierenbeul: Aj zeet, hoe die man dat peerd mishandelt, dan kuj gerust spreken van een dierenbeul (Anderen)